In deze corona-tijden waarin “op verplaatsing” gaan wandelen niet zo evident is moeten we het dichter bij de deur zoeken.
Ik vertrok thuis, ging via Radestraat, Broekelke en Warmestraat richting Celie. De expressweg kruisen mag niet meer dus maar een extra ommetje langs de windmolens, onder de brug door.
De bosjes naast de brug zijn een stort. Hoog tijd voor een opruimbeurt. Wie haalt het trouwens in zijn hoofd om daar zijn vuilnis achter te laten; niet alleen achter te laten, maar er naartoe te voeren.
Dan langs de vaart, die extreem laag staat. De vroegere “stinker” ligt nu te blinken in de zon; ge kunt de bodem zien. In Celie pikken zus en schoonbroer in.
Café De Roos, anders een troost in droge dagen, staat er opgesloten bij. De soldaat houdt nog trouw de wacht, hoog en droog, veilig voor corona.
We volgen een stukje de vaart, steken door naar Moerhuize, naar de tweede vaart, de blinker. Van daar gaat het op de dijk naar Strobrugge waar broer Luc ook aanhaakt.
Waar de watergang onder het kanaal duikt test de brandweer hoe diep hun hoogtewerker kan.
Wij gaan verder langs de Groeneweg, Paddepoeleweg en de Lange Planke naar Vake. We kruisen de expressweg. Ook café de Vierweegse is in quarantaine.
Een stukje rechts en dan links een wegel in naar de bossen van den Akker. Door de Vakekerkweg naar het park en dan via de kerk, de Kapelaanstraat, langs het kerkhof, door het Warmhof naar de Gentsesteenweg en langs de trekweg naast de ringweg naar de Oude Gentweg waar we in een “geheim café” de middagpauze houden.
Mijn cirkel is rond.